Inzet overschot Rijksbijdrage bijstandsverlening
Gemeenten ontvangen van het Rijk een gebundelde uitkering (BUIG) voor het bekostigen van de uitkeringen in het kader van de Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 (levensonderhoud startende ondernemers) en voor de inzet van loonkostensubsidie.
Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor het beleid rondom de uitkeringen en de loonkostensubsidie en voor de uitvoering hiervan. De financieringssystematiek sluit hierbij aan. De budgetten worden vooraf door het Rijk verdeeld over de gemeenten. Dit geeft gemeenten een prikkel om zoveel mogelijk mensen uit een uitkering te houden en aan het werk te helpen en houden.
Al enige jaren melden wij bij de jaarrekening dat er een overschot is op dit programma. De Rijksbijdrage die wij ontvangen (BUIG-uitkering) blijkt jaarlijks hoger dan de uitgaven die wij doen voor bijstandsverlening. Belangrijke oorzaak van de lagere uitgaven voor bijstand is de inzet die wij doen om onze cliënten snel weer aan het werk te krijgen. De kosten voor bijzondere bijstand zien we de afgelopen jaren wel snel toenemen. Dit als gevolg van meer mogelijkheden tot het ontvangen van bijzondere bijstand en als gevolg van meer verstrekkingen (meer bekendheid regelingen).
Het structurele voordeel heeft ertoe geleid dat bij de vaststelling van de begroting 2020 een verlaging van de bijstandsuitgaven van € 700.000 per jaar is opgenomen. Desondanks is er ook dit jaar weer een overschot van ruim € 5 ton op dit programma. Oorzaak hiervan is de verhoging van de BUIG-uitkering, deze is in 2020 met bijna € 8 ton verhoogd. Als gevolg van de coronacrisis heeft het Rijk op het gebied van inkomen veel compensatiemaatregelen ingezet. Dat zorgt ervoor dat het aantal bijstandscliënten nog niet explosief is gestegen. Het risico dat dit de komende jaren wel gaat gebeuren is natuurlijk aanzienlijk groter geworden (zie risicoparagraaf).
In de kadernota en begroting zullen we op basis van de laatste ontwikkelingen inschattingen maken wat hiervan de financiële gevolgen zijn.